Sven ging gauw op zoek
naar broodjes en ingrediënten voor een copieus ontbijt en vond die gelukkig
niet ver van de jeugdherberg. Vers gebakken brood, lekkere koffiekoeken en fruitsap
werden naar de keuken van de jeugdherberg meegebracht en niet veel later konden
we ons tegoed doen aan allerlei lekkers.
Nadat we onze chaos in
de kamer hadden geordend en alles mooi in de auto hebben geladen konden we
eindelijk vertrekken. We waren nog niet volledig op weg of maakten reeds
rechtsomkeer naar het centrum van Akureyri, omdat Catharina zich gelukkig op
tijd herinnerde dat zij nog een kaart voor haar fototoestel nodig had. Van het
een kwam het ander en voor we het wisten werden ook reeds andere winkels aangedaan.
Enfin, om een lang verhaal kort te maken, na goed een klein uurtje reden we
weer het centrum van Akureyri uit in de richting van het noorden.
We keken uit over de
Eyjafjord en de tegenover liggende nog steeds overvloedig besneeuwde bergtoppen,
die schril afstaken tegen de felblauwe hemel en het diepblauwe water. We
stopten eerst in Dalvík, een klein havenstadje op de westelijke oever van de
Eyjafjord, waar we een wandeling maakten door de haven. Hier vertrekt de boot
naar Grimsey, een eilandje dat op ongeveer 40 kilometer vóór het IJslandse
‘vasteland’ pal op de poolcirkel ligt. Hoewel de zee heel kalm leek en er
waarschijnlijk geen gevaar was om zeeziek te worden kozen we er toch voor om
veilig aan wal te blijven.
Onze reis werd verder
vervolgd in de richting van Olafsfjordur. We kwamen steeds dichter bij de open
zee en het omringende landschap werd alsmaar imposanter. Voordat we een tunnel
indoken besloten we halt te houden en te picknicken op een prachtig gelegen halteplaats,
met zicht op de Noordelijke IJszee. Als je heel goed keek kon je zelfs het
eilandje Grimsey zien liggen, ruim drie uur varen vanaf de kust. De
picknicktafel en de kampeerzeteltjes werden uit de dakkoffer gehaald en we
genoten ten volle van de zon , het uitzicht en het lekkere eten.
Nadat we onze inwendige
mens hadden versterkt ruimden we op en reden eerst door een 3 kilometer lange
tunnel naar Olafsfjordur, een ingeslapen havenstadje dat we links lieten
liggen. In plaats daarvan reden we verder naar Siglufjordur, een vissersplaats
die vroeger vooral belangrijk was voor de haringvisserij in IJsland. Vroeger
was deze plaats enkel te bereiken via een moeilijk toegankelijke bergpas, maar
sinds 2010 verbinden twee tunnels van telkens bijna 5 kilometer lang het door
hoge bergen ingesloten havenstadje van nauwelijks enkele honderden inwoners met
het achterland.
In Siglufjordur
bezochten we het befaamde haringmuseum, dat gehuisvest is in prachtig
gerestaureerde industriële pakhuizen uit de gloriedagen van de haringvisserij.
Je kon er in een mooi opgezette tentoonstelling het harde leven van de
haringvissers voor de geest halen. Helaas, de haring trok weg uit de IJslandse
wateren en de haringvisserij ging teloor. Vandaag is Siglufjordur niet meer dan
een klein havenstadje in het noorden van IJsland en probeert te leven van wat
toerisme en kleinschalige visserij.
In de vooravond trokken
we terug in de richting van Akureyri en reden we verder naar het 100 kilometer
oostelijker gelegen Myvatnmeer. Rond 19 uur kwamen we aan in Reykjahlid, de hoofdplaats
van de regio, maar eigenlijk niet meer dan een samenraapsel van een hotel, een
restaurant, een supermarkt annex benzinestation en wat samengetroepte huizen.
Na het avondeten maakten
we in de omgeving nog een kleine avondwandeling in Dimmuborgir, een gebied met
prachtig gevormde lavaformaties, maar we gingen dan snel naar ons hotel toe om
onder de lakens te kruipen.
Morgen zullen wij immers
vanaf Myvatn een georganiseerde tocht met een superjeep naar de Askjakrater in
het binnenland maken. Om 7.20 uur worden we reeds opgehaald door Saemi, een
doorgewinterde IJslander die onze gids en chauffeur zal zijn. Lies zal jullie
hierover morgen uitgebreid verslag doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten