We
sliepen vandaag wat langer en het ontbijt werd gezapig genomen zodat we pas rond
11 uur in de bolide van Annie onze rit naar het westen begonnen. Bij het opstaan
hadden wat veelbelovende blauwe gaten in de grijze lucht ons een mooie dag
beloofd, maar blijkbaar waren ze hierboven van dat goede voornemen afgestapt en
hielden ze het maar weer bij een egaal grijze lucht waaruit gelukkig geen regen
viel.
Nadat
we de vissershaven Ólafsvik waren gepasseerd kwamen we in de omgeving van de
1.446 meter hoge Snaefell, die op het uiteinde van het schiereiland ligt en
eigenlijk een slapende vulkaan is die bedekt is met een ijskap (de
Snaefellsjökull). Slapend is hij sinds het jaar 1219, wanneer de voorlopig
laatste uitbarsting plaatsvond. Niettemin verschool hij zich momenteel in
laaghangende wolken, waardoor we enkel maar een glimp van zijn machtige, mooi
groen-, geel- en grijsgekleurde flanken opvingen.
In
Hellissandur was er een visserijmuseum, maar zoals zovele musea op het
platteland was alles gesloten sinds eind augustus. Niettemin konden we buiten
rondlopen tussen de met gras begroeide vissershuisjes. We reden verder onder de
radiozendmast door, met zijn 412 meter hoogte een van de hoogste constructies in
West-Europa, en brachten vervolgens een bezoek aan het strand van Skardsvik,
waar ooit een vikinggraf werd blootgelegd.
Hierna
rondden we het uiteinde van Snaefellsnes en doorheen de lavavelden kwamen uit
aan de zuidkant van de vulkaanberg. We hadden een mooi uitzicht op de grillige
basaltkliffen van Arnarstapi, waar de zon probeerde door de wolken te breken. We
profiteerden van de situatie om onze picknick bestaande uit ‘pechen-met tonijn’
(jaja, bij het lezen van deze passage zullen enkelen het water in de mond
krijgen) op te eten. Het weer begon zowaar mee te werken en de zon kwam af en
toe tevoorschijn, maar globaal genomen was het toch een beetje te koud om lang
stil te zitten.
Enkele
kilometers verder passeerden we dan toch een klein kaffíhús dat zijn deuren open
had en we verwarmden ons aan de lekkere koffie en thee die de vriendelijke
uitbaatster ons serveerde. Het etablissement was eigenlijk een klein curiosum,
waar je tegelijkertijd iets kon drinken, boeken lezen, truien en andere gebreide
artikelen kon kopen.
Madame
verzamelde ook alles wat met Jules Verne te maken had: zijn boeken in ale
mogelijke talen, verfilmde titels op dvd en nog van dat alles. Het zit immers
zo: velen zullen zich misschien ongetwijfeld zijn boek ‘Reis naar het middelpunt
van de aarde’ herinneren. Daarin bestudeert de Duitse professor Lidenbrock een
oude IJslandse runentekst waaruit blijkt dat het mogelijk is om via de krater
van de Snaefell naar het middelpunt van de aarde te geraken. Hij daalt met zijn
gevolg af in de krater en komt in een wondere wereld terecht van prehistorische
dieren, planten en een heuse binnenzee. Uiteindelijk worden zij terug naar de
oppervlakte uitgespuwd via de Stromboli, in Italië dus. Wij deden de uitbaatster
de Nederlandse titel ‘Reis naar het middelpunt van de aarde’ aan de
hand.
Ondertussen was het weer opengetrokken en vervolgden we onze terugweg naar Grundarfjördur. De Snaefell was vanachter de wolken tevoorschijn gekomen en vertoonde zich nu in volle glorie met zijn spierwitte ijskap en zijn twee hoorntjes op de top, twee rotsmassieven die de rand van de ondergesneeuwde krater markeren.
Om
16 uur waren we terug in onze uitvalsbasis, waar we nog snel even in de haven
rondliepen en in het voorbijgaan plunderden we nog een winkel met wollen truien.
Nadien gingen we in het 40 kilometer verder gelegen havenstadje Stykkishólmur de
befaamde mosselen met frieten gaan eten, die dit jaar wat kleiner waren
uitgevallen. Niettemin hebben ze ons erg gesmaakt en voldaan reden we in het
pikdonker terug naar Grundarfjördur, waar we onder zeil
gingen.
Tot
morgen
Lies,
Annie, Jacqueline, Jan en verslaggever Sven
Geen opmerkingen:
Een reactie posten