Gisteren waren we niet meer tijdig in Skógar geraakt, dus werden de Skógafoss en het volkskundig museum de eerste stops. De 62 meter hoge waterval zag er van dichtbij reusachtig en indrukwekkend uit, ook door de bemoste rotskanten waartussen hij naar beneden stort. In combinatie met de witte mist van het opspattende water hadden we een jungleachtige gevoel.
In het museum kregen we niet alleen een indruk van het voorbije dagelijkse leven in de boeren- en vissersdorpen in de streek, maar waren Catharina en Sven ook toehoorders van de volkszangsessie van de charismatische curator. Lies en Annie verkenden ondertussen het naburige transportmuseum, dat nog het best met het Gentse MIAT te vergelijken valt. Rond de musea zagen we schoolvoorbeelden van de verschillende types turfboerderijtjes, een schooltje en een kerkje, eigenlijk een soort Bokrijk van IJsland.
We reden achtereenvolgens door de Eldhraun-lavavlakte en door de Skeidararsandur, IJslands grootste spoelzandvlakte, die voor een groot deel van de afwatering van de Vatnajökull zorgt. De ene na de andere gletsjertong komen er van tussen de bergen naar beneden. Zeer opvallend was dat ze sinds de uitbarsting van de Grimsvötn een goeie maand geleden (21 mei 2011) allemaal zwart gekleurd zijn! In het nationaal park van Skaftafell ging we de gletsjertong van de Skaftafellsjökull van dichtbij bekijken. Na een mooie lange wandeling werden we in IJsland voor het eerst van dichtbij met ijs geconfronteerd (nu weten we waarom IJsland IJS-land is!)!
IJsland had overigens ook ‘Stofland’ kunnen zijn… Het viel werkelijk op dat de as van de Grimsvötn over de weg vloog, dat ze in hoopjes tegen de bermen werd geblazen en het gras op de meeste plaatsen zwart zag. In de jeugdherberg van Hvoll werden we opgewacht door de lieve, trouwe, zachte, snoezige, speelse jonge herdershond van de uitbaters uit de boerderij naast de deur. Ook hij had zwarte aspoten…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten