De laatste volledige dag op vulkanische bodem … tijd om de
hoofdstad te verlaten en nog een klein stukje IJslands binnenland te verkennen.
Meme en grootva hadden twee dagen gerust en waren weer paraat, dus zetten we rond
het middaguur terug collectief koers richting lavavelden en gravel!
De eerste halte werd de Viking village in Hafnarfjördur (een
goeie 10km buiten Reykjavik), waar we met een serieus champignonbord soep de innerlijke
mens versterkten. De stad zou in Vikingtijden één van de belangrijkste havens
moeten geweest zijn, maar zou ook de hoofdstad van de ‘hidden people’ zijn. Er
bestaat zelfs een heus stadsplan dat alle elfenheuvels en belangrijke trollen-
en gnomenplaatsen markeert voor diegenen die ze niet zien… We behoorden tot deze
laatste categorie, maar toegegeven, we deden ook geen poging.
Het hart van schiereiland Reykjanes hadden we vorig jaar nog
niet doorkruist. Het landschap werd kort na het verlaten van de stad opnieuw
ruiger en de hellingen steiler. Terug eventjes weg van de beschaving! We reden eerst langsheen kilometerslange lavavelden bedekt met centimeters dik
mos. Van
tussen de bochten door doemde het Kleifarvatn-meer op, gelegen
in het zuiden van het schiereiland, pal op de splijtzone van de Midden-Atlantische
rug. Er zou volgens de legende een neefje of nichtje van Nessie moeten in
huizen, maar we maakten geen kennis. Wat vooral opviel, waren de pikzwarte
oevers: geen zand aan de rand, maar zuiver lavagruis. Iets verder werd de
vulkanische bodemactiviteit nog visueler, toen de rookpluimen van het solfatarenveld
Krýsuvik-Seltún in zicht kwamen.
Een beetje
geologie: een solfatare is een bijzondere fumarole of heetwaterbron, een
opening in de aardkorst waar dampen of gassen uit komen. Bij solfataren zijn
deze dampen of gassen sterk zwavelhoudend. Deze zwavel kan zich aan de rand van
de solfatare afzetten in de vorm van een gele verkleuring. Dit is hier op
sommige plaatsen zeer duidelijk zichtbaar en om vooral geen details te besparen,
het ruikt er naar rotte eieren! Samen met de kolkende kokende grijze modder,
een luchttemperatuur van een goeie 5°C en een beetje wind waardoor de mist nog
wat meer opwaait, schijnt het houten paadje waardoor af en toe een rookpluimpje
opstijgt recht naar de ingang van de hel te leiden. Het blijft een
indrukwekkende ervaring om in geothermische gebieden rond te wandelen!
De bergen lieten
we achter ons en de zee kwam terug in zicht. Via Grindavik en de elektriciteitscentrale
in Svartsengi (verantwoordelijk voor de Blue Lagoon) reden we naar Njarðvík, waar
ik absoluut het Vikingaheimar nog wou bezoeken, een Vikingmuseum dat pas in
2009 de deuren opende. Het strakke designgebouw huisvest de Islandigur, een in 1996
gebouwde exacte kopie van een Noors Vikingschip waarmee de ontdekkingsreizen naar
Groenland en het Amerikaans continent werden overgedaan in de periode rond de
eeuwwisseling. IJsland speelde hierin immers een historische rol: Leiff Eiriksson
en Bjarni Herjölfsson ontdekten Amerika lang voor Columbus! De man aan de museumbalie
leek recht uit die periode af te stammen en pastte helemaal in zijn omgeving. De
tijdelijke tentoonstelling in het Vikingaheimar focuste op de oud-Noorse (en
dus IJslandse) mythologie aan de hand van kleurrijke cartoonachtige figuren en
audioguide met muziek en vertellingen. De expo was samengesteld door ’s lands belangrijkste
hedendaagse kunstenaars.
Tegen
sluitingstijd zakten we terug af naar Keflavik, stad waar de tiendaagse begon
en waar we in een B&B op nauwelijks 5 minuten rijden van de internationale luchthaven onze laatste, eerder korte IJslandse nacht
doorbrachten in vooral heel hoog uitgevallen bedden. Vanaf morgen slaapt Sven weer alleen!
Groeten van
Jacqueline, Jan, Annie, Sven en verslaggever Lies