Vanuit Egilsstadir reden we rond het langgerekte meer Lögurinn, dat zijn eigen steeds van vorm veranderend monster heeft. Zeg maar een IJslandse Nessi… Helaas konden wij het meer van het monster niet onderscheiden, alweer door de mist... Wel opvallend is dat langs het meer (voor het eerst in IJsland!) echte bossen liggen. Lies was niet onder de indruk en vond het een on-IJslands Tiroler landschap.
Annie en Sven gingen de op twee na hoogste watervallen van IJsland (118m), de Hengifoss, verkennen aan de noodwestzijde van het meer. Het beste zicht kreeg je van op steil pad vol trappen, dus bleef het schrijversteam in de wagen voor het bijwerken van de verslagen. Het bijzondere aan de Hengifoss is dat hij in een smal lint van een rood-zwartgelaagde klif naar beneden stort. Iets verder stroomafwaarts zagen zij de Litlifoss met zijn gedraaide basaltzuilen. Onderweg kwamen ze een kudde van zes wilde IJslanders tegen, regelrechte afstammelingen van het Europese oerpaard...prachtige beesten.
Ons eindbestemming Husey ging na een tocht via een dertig kilometer lange gravelbaan niet alleen de mist in, de dag werd ook afgesloten in de kletsende regen. De al even verzopen Hollanders die in de keuken van de jeugdherberg bleken te zitten, werden op Vlaamse wijze buitengekuist, zodat ons kookteam aan de verse zalm in witte wijnsaus met rijst kon beginnen. Hoera!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten